-
1 met een brede glimlach
met een brede glimlachVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met een brede glimlach
-
2 glimlach
♦voorbeelden:1 een brede/stralende/innemende glimlach • a broad/radiant/engaging smileer verscheen een glimlach op zijn gelaat • he began to smilemet/zonder een glimlach • smiling(ly), unsmiling(ly) -
3 een brede/stralende/innemende glimlach
een brede/stralende/innemende glimlacha broad/radiant/engaging smileVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een brede/stralende/innemende glimlach
-
4 grin
n. (het) giechelen, glimlach, (het) gniffelen--------v. giechelen, gniffelengrin1[ grin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 take that (silly) grin off your face! • sta niet (zo dom) te grijnzen!————————grin2〈 grinned〉1 grijnzen ⇒ grinniken, glimlachen♦voorbeelden:1 grin like a Cheshire cat/from ear to ear • breed grijnzen, een brede glimlach tonengrin and bear it • zich f houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door een glimlach te kennen geven/uitdrukken♦voorbeelden: -
5 grin like a Cheshire cat/from ear to ear
grin like a Cheshire cat/from ear to earbreed grijnzen, een brede glimlach tonenEnglish-Dutch dictionary > grin like a Cheshire cat/from ear to ear
-
6 breed
2 [royaal] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:de kamer is 6 m lang en 5 m breed • the room is 6 metres (long) by 5 metres (wide)breder worden/maken • broaden/widen (out)niet breder dan twee meter • not more than two metres wide/in widthhet breed hebben • be well offII 〈 bijwoord〉2 [ruim] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:1 een breed omgeslagen kraag • a wide/loose collarbreed opgezet • broadly-basediets breed uitmeten • lay something on thick〈 spreekwoord〉 wie het breed heeft, laat het breed hangen • they that have a good store of butter may lay it thick on their bread -
7 beam
n. lichtstraal; radiogolfl; brede lach; horizontale balk gebruikt in de bouw; evenwichtsbalk, houten balk gebruikt in de gymnastiek waarop oefeningen gedaan worden; volle breedte van een boot--------v. stralen (van blijdschap); stralen; uitstralenbeam1[ bie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 balk2 boom ⇒ disselboom; ketting/weversboom; ploegboom4 waagbalk9 stralende blik/glimlach♦voorbeelden:be off (the) beam • 〈 informeel〉ernaast zitten, het fout hebbenbe on the beam • 〈 informeel〉op het goede spoor zitten, het juist hebben→ broad broad/————————beam2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский